‘Je hoeft niet bang te zijn’, suste zijn moeder toen hij zes jaar oud was. ‘Ze doen niets.’
    ‘Het is een lichte vorm van overgevoeligheid van de huid,’ diagnosticeerde een dokter op zijn dertiende. ‘Niets om u echt zorgen over te maken. Het gaat vanzelf wel over.’
    ‘Het gaat hier om een gesublimeerde spinnenfobie,’ vond een psychiater vier jaar later. ‘Een vlieg is een prooi. Uw zoon identificeert zich daarmee. Hij is bang om zelf een prooi te zijn.’
    ‘Je ziet ze gewoon vliegen,’ lachte zijn eerste vriendin goedmoedig toen ze nog maar net verliefd op hem was. ‘Dit kan echt zo niet langer,’ klaagde zijn eerste vrouw al twee weken na de bruiloft. ‘Je moet er iets aan laten doen.’
    ‘We gaan met vakantie,’ zei zijn aanstaande tweede vrouw nog geen twee jaar later laconiek.
    Vakantie? Hij moest er niet aan denken. Op een ochtend in een tent of op een hotelkamer wakker worden en voelen hoe er eerst iets op het ene deel van je lichaam kriebelt, dan weer op een ander en het kriebelgevoel uiteindelijk zich zodanig vermeerdert dat het over zijn hele lichaam verspreidt. Thuis was dat nog controleerbaar. Daarom zaten alle huizen, waar hij tot nu toe gewoond had, al meer dan dertig jaar lang potdicht. En ondanks dat meende hij nog steeds zomaar overal vliegen te zien en vooral te voelen. Het duurde dan dagen voordat de kriebels weer waren verdwenen. En meestal niet eens helemaal. Zelfs een vuiltje op het behang, een stofje dat door de lucht dwarrelde, konden hem ontzet doen raken. Dan begon hij overal te krabbelen.
    ‘Vertrouw maar op me,’ hield ze vol terwijl ze door zijn haar woelde. En hoe kon hij haar dan nog langer iets weigeren?
    Ze reisden naar India. Waar hij ook kwam, het stikte er van de vliegen. Ze zaten op de mensen, op de dieren, op het voedsel dat op de markten uitgestald lag. En niemand leek zich er aan te storen. En dat terwijl zijn huid maar kriebelde en hij zich voortdurend over zijn hele lichaam moest krabbelen. Maar zijn aanstaande vrouw wuifde het glimlachend weg wanneer hij er ook maar op zinspeelde om het eerste vliegtuig naar huis te nemen.
    De tweede dag gingen ze naar een tempel. Het was een oude tempel –eigenlijk een ruïne, die vooral bevolkt was met bedelende apen– en het leek er veel op dat het niet in gebruik was. En overal waren er weer die akelige vliegen. Binnen was het er zo donker, dat je er geen hand voor ogen kon zien. Maar de vliegen kwamen er in elk geval dan niet. Daardoor voelde hij zich alweer een stuk rustiger worden.
    Helemaal achterin de tempel, bij een altaar, zat een oude man.
    ‘Ga tegenover hem zitten,’ fluisterde zijn aanstaande vrouw eerbiedig. ‘En kijk naar hem. Loop niet weg voordat hij iets tegen je zegt, want dat zal hij beschouwen als gebrek aan respect.’
    Hij liep naar de man toe en ging tegenover hem zitten. Pas toen hij dat gedaan had en naar de man opkeek, zag hij dat er kleine zwarte vlekjes op diens gezicht zaten. Ze bewogen. En toen hij beter keek, zag hij dat het vliegen waren. Maar de man deed niets om ze te verjagen. Eén van de vliegen kroop in zijn neus, een ander zelfs in zijn oog, en hij deed er niets aan om dat tegen te gaan.
    Dat ging zo urenlang door. Hij keek toe en verbaasde zich erover. Voelde de man de vliegen dan helemaal niet? De avond viel.
    ‘Kom morgen om dezelfde tijd terug,’ zei man plotseling.
    Ook dat verbaasde hem, maar hij deed wat hem gezegd was en alles zou precies zo gaan als de vorige dag. En ook de dag daarop kwam hij in de tempel en zat hij bijna de hele middag in het schemerdonker tegenover de man. De tijd ging onmerkbaar voorbij.
    Enkele weken lang bleef hij dagelijks terugkomen in de tempel. Totdat hij op een dag zag dat de vliegen weg waren. Ze liepen niet meer over het gezicht van de oude man, ze kropen niet meer in zijn ogen, neus, oren en mond. Het leek of ze er nooit geweest waren. Hij haalde opgelucht adem.
    Nu begon de man te spreken.
    ‘Je voelt de vliegen als je ze wilt voelen,’ zei hij. ‘Maar als je dat niet wilt, dan bestaan ze niet. Als je ze niet toestaat te bestaan, dan zijn ze er niet.’
    Hij stak een magere hand naar hem uit.
    ‘Je kunt terug naar huis gaan.’
    Vanaf die dag bestonden er geen vliegen meer in zijn leven en had hij nooit meer de kriebels. Alleen nog wanneer zijn tweede vrouw door zijn haar woelde. Maar dat kwam hun prille huwelijk alleen maar ten goede.

TW (2009)

Geen opmerkingen: